Geschiedenis leren
Tijdvak 2: Grieken en Romeinen
Jaartallen
ca. 800 v.Chr: Ontstaan eerste Stadstaten in Griekenland.
ca. 750 v.Chr: ontstaan Rome.
509 v.Chr: Rome wordt een Republiek.
27 v.Chr.: Augustus komt aan de macht. Einde van de Romeinse republiek.
395: Het Romeinse Rijk wordt gesplitst.
476: Laatste keizer van het West-Romeinse Rijk wordt verjaagd.
Personen
Socrates: Filosoof uit het oude Athene
Plato: Filosoof en leerling van Socrates. Hij dacht veel na over hoe Athene bestuurd zou moeten worden.
Aristoteles: Filosoof , wetenschapper en leerling van Plato. Aristoteles ging verder waar Plato gestopt was.
Herodotus: Geschiedschrijver. Op basis van gebeurtenissen en verschillende bronnen schreef hij een werk over de oorlogen tussen de Grieken en de Perzen.
Augustus/Octavianus: De opvolger van Julius Caesar. Augustus won de burgeroorlog die ontstond en werd de machtigste man van Rome.
Julius Caesar: Een belangrijke en populaire legerleider. Na zijn tijd in het leger richtte hij zich op de politiek. Hier was hij succesvol en riep zichzelf uit tot alleenheerser. Als gevolg werd hij in 44 v.Chr. vermoord.
Begrippen
Aristocratie: Vorm van bestuur waarbij een kleine en rijke groep mensen de macht heeft. Meestal is dit de adel.
Christendom: Het geloof in één God en het geloof dat Jezus Christus de zoon van God is.
De Grote Volksverhuizing: Tussen 300 en 500 n.Chr. verplaatsten veel volken en stammen in Oost-Europa en Azië naar het westen.
Democratie: Vorm van bestuur waarbij het volk zelf meebestuurt.
Filosoof: Een denker die met behulp van kennis, logisch nadenken en wijsheid de wereld en de mens wil begrijpen.
Imperialisme: Het uitbreiden van het grondgebied en macht door andere gebieden te veroveren en te overheersen.
Jodendom: De oudste monotheïstische godsdienst.
Keizer: Hoogste bestuurder in een keizerrijk.
Kolonie: Gebieden buiten de grenzen van het eigen land, maar die wel onder het gezag van dat land staan.
Limes: Grens van het Romeinse Rijk.
Monarchie: Vorm van bestuur waar de macht bij een vorst ligt. Dat kan een koning(in), of keizer(in) uit één familie zijn.
Monotheïsme: Het geloof in één god.
Polytheïsme: Het geloof in meerdere goden.
Republiek: Vorm van bestuur waarbij de macht niet in handen is van een koning of keizer, maar van een gekozen leider.
Romanisering: Het vermengen van de cultuur van de Romeinen en de eigen cultuur na verovering door de Romeinen.
Stadstaat: Griekse stad met daaromheen het eigen platteland. In beide gebieden gelden dezelfde regels.
Tiran: Een persoon die in zijn eentje alle macht heeft.
Wetenschap: Door logisch na te denken, te observeren en onderzoek te doen probeert men de wereld en de mens te begrijpen.
Onderwerpen
De oude Grieken
Het Romeinse Rijk