top of page

Tijdvak 10: Televisie en computers

Jaartallen

1945: Einde Tweede Wereldoorlog; begin Koude Oorlog.

1945: Indonesië roept de onafhankelijkheid uit.

1948: Stichting Israël.

1949: Oprichting DDR en BRD. 

1949: Oprichting NAVO

1949: Nederland erkend onafhankelijkheid van Indonesië.

1960: Jaar van Afrika, veel Afrikaanse landen worden onafhankelijk. 

1961: Bouw Berlijnse Muur

1989: Val Berlijnse Muur; einde Koude Oorlog

1990: Duitsland wordt veer één land.

2001: Terreuraanslag Verenigde Staten.

Personen

Begrippen

Berlijnse Muur: Muur dwars door Berlijn om het oosten van het westen te scheiden, gebouwd in 1961 en afgebroken in 1989.

Bezettingszones: De vier gebieden in Duitsland en Berlijn die vanaf 1945 onder het bestuur stonden van één van de geallieerde landen.

Blokkade van Berlijn: Blokkade door de SU van de aanvoerlijnen over land naar West-Berlijn in 1948-1949.

Communisme: Politieke stroming die streeft naar gemeenschappelijk eigendom van de productiemiddelen waardoor gelijkheid tussen de sociale klassen ontstaat.

Consumptiemaatschappij: Samenleving waarin het kopen en verbruiken van steeds meer en nieuwere artikelen belangrijk is.

Eénpartijstaat: Land waar het bestuur in handen is van één partij. 

EGKS: De EGKS was de eerste supranationale organisatie voor economische samenwerking in Europa. Deze werd opgericht in 1951 door zes Europese landen en moest zorgen voor meer stabiliteit in Europa. 

Gastarbeiders: Arbeiders uit landen rond de Middellandse Zee die vanaf de jaren vijftig en zestig naar Nederland kwamen om te werken. 

Geallieerden: Samenwerkende landen in WOI en WOII tegen Duitsland.

Grote Drie: De Verenigde Staten, Sovjet-Unie en Groot-Brittannië. De drie machtigste landen na de Tweede Wereldoorlog.

Ideologie: Systeem van samenhangende ideeën.

Ijzeren Gordijn: Streng afgesloten grens tussen Oost- en West- Europa. 

Invloedssfeer: Gebied of land waar een ander land veel invloed op heeft. 

Kapitalisme: Economisch systeem met privé bezit van productiemiddelen, het streven van winst en een vrije markteconomie.

Vrije markt economie: Economie waarbij vraag en aanbod de economie bepalen.

Kolonie: Gebied buiten de landsgrenzen dat wel onder gezag staat van het land.

Koude Oorlog: De permanente oorlogsdreiging tussen 1945 en 1989 tussen het communistische Oosten onder leiding van de Sovjet-Unie en het kapitalistische westen onder leiding van de Verenigde Staten. Beide blokken streden om zoveel mogelijk wereldwijde invloed. 

Migratie: Verhuizen over de grens met als doel je daar te vestigen.

Multiculturele samenleving: Een samenleving die bestaat uit mensen met verschillende geloven en culturen.

Nationalisme: Een liefde voor je eigen land en of volk. In deze context het opkomen voor je eigen land. 

NAVO: Dit is een militair bondgenootschap tussen westerse landen die hebben afgesproken dat als een van de lidstaten wordt aangevallen de andere militair hulp zullen bieden. 

Nederlands-Indië: Naar voor Indonesië toen het een kolonie van Nederland was.

Nucleaire wapens: Atoomwapens.

Onafhankelijk: Vrij, zelfstandig.

Ontkerkelijking: Daling van kerkbezoek en het minder houden aan de kerkregels.

Ontzuiling: Het geleidelijk verminderen en verdwijnen van de verzuiling in Nederland.

Emancipatie: Streven naar gelijke rechten.

Participatiesamenleving: Maatschappij waarin meer een beroep wordt gedaan op burgers dan op de overheid bij werkloosheid, ouderdom of ziekte.

Planeconomie: Economie waarbij de overheid de economie bepaalt.

Satellietstaten: Landen die precies moeten doen wat een ander land zegt.

Soevereiniteit: Hoogste macht.

Totalitarisme: Al het denken en handelen van mensen wordt bepaald door de staat.

Uitkering: Een geldbedrag dat de overheid uitkeert aan mensen die voldoen aan de daarvoor gestelde voorwaarden.

Verzorgingsstaat: Een samenleving waarbij de staat georganiseerde maatschappelijke voorzieningen heeft. Bijvoorbeeld mensen zijn hun hele leven lang verzekerd van ene behoorlijk inkomen en behoorlijke zorg. 

Verzuiling: Verdeling van de Nederlands samenleving in vier zuilen op basis van politieke-sociaal-godsdienstige opvattingen.

Vreedzame co-existentie: Het vredig naast elkaar bestaan van het communistische en het kapitalistische blok. Dit was een idee van de Sovjet-leider Chroesjtsjov.

Wapenwedloop: Soort wedstrijd wie de meeste en krachtigste (kern)wapens heeft.
Warschaupact: Militair bondgenootschap tussen de landen in het oostblok onder leiding van de SU, opgericht in 1955. 

Wederzijdse afschrikking: Er zal niet snel een oorlog uitbreken tussen de grootmachten, doordat ze beide over grote hoeveelheden massavernietigingswapens beschikken. Een oorlog zou catastrofale gevolgen hebben voor beide partijen. 

Onderwerpen

Koude Oorlog

Dekolonisatie

Na 1989

Multiculturele samenleving

Internationale samenwerking

Geschiedenis leren

bottom of page