Geschiedenis leren
Tijdvak 3: Monniken en ridders
Jaartallen
500: De Frankische koning Clovis bekeerd zich tot het christendom
800: Karel de Grote wordt gekroond tot keizer door paus Leo III
843 Verdrag van Verdun. Het rijk van Karel de Grote wordt door drie verdeeld onder zijn zonen
Personen
Karel de Grote (~748-814)
Willibrord (658-739)
Begrippen onderbouw
Autarkie: Zelfvoorzienend. Een gebied zorgt zelf voor zijn behoeften en is niet afhankelijk van andere gebieden.
Feodaal stelsel: Een systeem waar een leenheer grond en rechten in 'leen' geeft aan een leenman, in ruil voor trouwe dienst. Dit systeem wordt ook wel het leenstelsel genoemd.
Hofstelsel: Een systeem waarin de zelfvoorzienende domeinen centraal staan.
Horigheid: De situatie waarbij boeren verbonden zijn aan de grond. Zij mogen deze niet verlaten zonder toestemming van de heer.
Islam: Godsdienst volgens de richtlijnen van de Koran (hun heilige boek) en de uitspraken van de profeet Mohammed. Hun god heet Allah.
Kerstenen: Anderen bekeren tot het christendom.
Leenmannen: Iemand die van een leenheer grond en rechten in 'leen' heeft gekregen in ruil voor trouwe dienst. Wordt ook wel een vazal genoemd.
Missionaris: Een geestelijke die mensen tot het christendom probeert te bekeren.
Onderwerpen onderbouw
Het hofstelsel
Het feodaal stelsel
Vikingen
Ontstaan en verspreiding van de Islam
Begrippen bovenbouw havo/vwo
Agrarische samenleving: Een maatschappij waarin bijna iedereen werkzaam is in de landbouw.
Agrarisch-urbane samenleving: Een maatschappij waar het grootste gedeelte van de mensen in de landbouw werk maar waar ook steden zijn waar mensen hun brood verdienen door ambacht of handel.
Autarkie: Zelfvoorziening. Een vorm van economie waarin een gebied in zijn eigen economische behoefte kan voorzien en dus economisch onafhankelijk is.
Domein: Een min of meer zelfvoorzienend landgoed bestaande uit een aantal boerderijen die onder dezelfde heer vallen. Deze landgoederen kunnen verspreid liggen.
Feodaal stelsel: Een bestuurssysteem waarbij een leenheer grond en rechten in 'leen' geeft aan een leenman, in ruil voor trouwe dienst. Dit systeem wordt ook wel het leenstelsel genoemd.
Hiërarchie: Kerkelijke rangorde. Tegenwoordig wordt dit ook gebruikt voor een rangorde buiten de kerk.
Hofstelsel: Een economisch systeem waarin de zelfvoorzienende domeinen centraal staan.
Horige: Een halfvrije boer die recht heeft op zijn grond, maar het domein niet mag verlaten zonder toestemming van zijn heer.
Islam: Monotheïstische godsdienst volgens de richtlijnen van de Koran en de uitspraken van de profeet Mohammed. Hun god heet Allah.
Kalifaat: Islamitische bestuursvorm waarin de kalief zowel een wereldlijke als geestelijke leider is
Kerstening: Anderen bekeren tot het christendom.
Leenheren: Iemand die leenmannen aan zich heeft gebonden door hun grond en rechten in 'leen' te geven.
Leenmannen: Iemand die van een leenheer grond en rechten in 'leen' heeft gekregen in ruil voor trouwe dienst. Wordt ook wel een vazal genoemd.
Lijfeigenen: Een onvrije boer zonder bezit. Deze werkt als boerenknecht.
Missionarissen: Een geestelijke die mensen tot het christendom probeert te bekeren.
Parochie: Kerkelijke gemeente op het laagste niveau. Staat onder leiding van de pastoor en is onderdeel van een bisdom.
Reguliere geestelijken: Een lid van een christelijke kloosterorde, bijv. een monnik of een non.
Seculiere geestelijken: Christelijke priester die onderdeel is van het kerkelijke bestuur. Vanaf de pastoor tot aan de paus.
Sharia: Islamitische wetgeving die teruggaat op het woord van Allah, zoals dat is overgeleverd in de Koran en in andere voor moslims heilige geschriften.
Standen: Groep van mensen met een vergelijkbare maatschappelijke functie. (adel, geestelijkheid en boeren en burgers)
Syncretisme: Het verschijnsel wanneer mensen een ander geloof aannemen en deze verbinden met hun eerder overtuigingen en praktijken.
Vazal: Leenman.
Extra voor vwo
Sjiisme: Stroming binnen de islam die is gesticht door de aanhangers van Ali, de neef van Mohammed.
Soennisme: Stroming binnen de islam die ontstond nadat de sjiieten zich afscheidden.
Kenmerkende aspecten bovenbouw
KA9: Ontstaan en verspreiding van de islam.
KA10: De vrijwel volledige vervanging in Wets-Europa van de agrarisch-urbane cultuur door een zelfverziende agrarische cultuur, georganiseerd via hofstelsel en horigheid.
KA11: Het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur.
KA12: De verspreiding van het christendom in geheel Europa