Geschiedenis leren
Tijdvak 10: Televisie en computer
Jaartallen
Personen
Begrippen onderbouw
Berlijnse Muur: Muur dwars door Berlijn om het oosten van het westen te scheiden, gebouwd in 1961 en afgebroken in 1989.
Bersiap: Periode waarin Indonesische jongeren gewelddadige acties ondernamen tegen de Nederlanders in 1945 en 1946.
Bezettingszones: De vier gebieden in Duitsland en Berlijn die vanaf 1945 onder het bestuur stonden van één van de geallieerde landen.
Blokkade van Berlijn: Blokkade door de SU van de aanvoerlijnen over land naar West-Berlijn in 1948-1949.
Communisme: Politieke stroming die streeft naar gemeenschappelijk eigendom van de productiemiddelen waardoor gelijkheid tussen de sociale klassen ontstaat.
Conferentie van Potsdam: Vergadering tussen de VS, SU en GB over de toekomst van Duitland en Europa na de Tweede Wereldoorlog.
Consumptiemaatschappij: Samenleving waarin het kopen en verbruiken van steeds meer en nieuwere artikelen belangrijk is.
Cubacrisis: politieke crisis tussen de VS en de SU om raketinstallaties van de SU op het eiland Cuba in 1962.
Cultuurstelsel: Economisch systeem in Indonesië tussen 1830 en 1870 waarbij de bevolking verplicht werd landbouwproducten te verbouwen en aan de Nederlanders te leveren.
Eénpartijstaat: Land waar het bestuur in handen is van één partij.
EGKS: De EGKS was de eerste supranationale organisatie voor economische samenwerking in Europa. Deze werd opgericht in 1951 door zes Europese landen en moest zorgen voor meer stabiliteit in Europa.
Etnische politiek: Het idee en de aanpak vanaf 1900 om de Indonesische bevolking op economisch en onderwijsgebied meer te ontwikkelen.
Gastarbeiders: Arbeiders uit landen rond de Middellandse Zee die vanaf de jaren vijftig en zestig naar Nederland kwamen om te werken.
Geallieerden: Samenwerkende landen in WOI en WOII tegen Duitsland.
Glasnost: Politieke openheid vanaf 1985.
Grote Drie: De Verenigde Staten, Sovjet-Unie en Groot-Brittannië. De drie machtigste landen na de Tweede Wereldoorlog.
Hongaarse opstand: Opstand in Hongarije tegen de overheersing van de Sovjet-Unie in 1956.
Hotline: Directe communicatieverbinding tussen de presidenten van de VS en de SU. Ingesteld na 1962.
Ideologie: Systeem van samenhangende ideeën.
Ijzeren Gordijn: Streng afgesloten grens tussen Oost- en West- Europa.
Interneringskampen: Kampen die door de bewoners niet verlaten mochten worden.
Invloedssfeer: Gebied of land waar een ander land veel invloed op heeft.
Kapitalisme: Economisch systeem met privé bezit van productiemiddelen, het streven van winst en een vrije markteconomie.
Vrije markt economie: Economie waarbij vraag en aanbod de economie bepalen.
Kernwapendemonstraties: Protest tegen kernwapens en het plaatsen daarvan.
Kolonie: Gebied buiten de landsgrenzen dat wel onder gezag staat van het land.
Koude Oorlog: De permanente oorlogsdreiging tussen 1945 en 1989 tussen het communistische Oosten onder leiding van de Sovjet-Unie en het kapitalistische westen onder leiding van de Verenigde Staten. Beide blokken streden om zoveel mogelijk wereldwijde invloed.
Luchtbrug: Aanvoer van goederen door de lucht door de Amerikanen om Berlijn van voedsel te voorzien tijdens de Blokkade van Berlijn.
Marshallplan: Het economische hulpplan van de Verenigde Staten om Europa na de Tweede Wereldoorlog economisch weer op gang te krijgen.
Migratie: Verhuizen over de grens met als doel je daar te vestigen.
Monetair: Alles wat met geld te maken heeft.
Multiculturele samenleving: Een samenleving die bestaat uit mensen met verschillende geloven en culturen.
Nationalisme: Een liefde voor je eigen land en of volk. In deze context het opkomen voor je eigen land.
NAVO: Dit is een militair bondgenootschap tussen westerse landen die hebben afgesproken dat als een van de lidstaten wordt aangevallen de andere militair hulp zullen bieden.
Nederlands-Indië: Naar voor Indonesië toen het een kolonie van Nederland was.
Nucleaire wapens: Atoomwapens.
Oliecrisis: Economische crisis in 1973.
Onafhankelijk: Vrij, zelfstandig.
Ontkerkelijking: Daling van kerkbezoek en het minder houden aan de kerkregels.
Ontspanning: Tijd van mindere spanning tussen de VS en de SU in de Koude Oorlog.
Ontzuiling: Het geleidelijk verminderen en verdwijnen van de verzuiling in Nederland.
Emancipatie: Streven naar gelijke rechten.
Participatiesamenleving: Maatschappij waarin meer een beroep wordt gedaan op burgers dan op de overheid bij verkloosheid, ouderdom of ziekte.
Pemoeda's: Nationalistische jongeren die in de Bersiap-periode voor wanorde en geweld zorgde.
Perestrojka: Politieke en economische hervormingen vanaf 1985.
Planeconomie: Economie waarbij de overheid de economie bepaalt.
Plantage: Groot landbouwbedrijf in een tropisch gebied waar één of meerdere producten verbouwd worden.
PNI: De nationalistische partij van Indonesië.
Polarisatie: Maken of opzoeken van tegenstellingen.
Praagse Lente: Korte periode van vrijheid in Tsjecho-Slowakije in het voorjaar van 1968.
SALT I-verdrag: Akkoord tussen de VS en de SU om de kernwapens te beperken in 1972.
Satellietstaten: Landen die precies moeten doen wat een ander land zegt.
SDI-project: Plan van de VS om het land via rakettenschild te beschermen tegen een aanval van kernraketten in 1983. Een plan van Ronald Reagan, president van de VS.
Soevereiniteit: Hoogste macht.
Totalitarisme: Al het denken en handelen van mensen wordt bepaald door de staat.
Trumandoctrine: Beleid van president Truman van de VS om door actief ingrijpen te voorkomen dat landen communistisch werden vanaf 1947.
Uitkering: Een geldbedrag dat de overheid uitkeert aan mensen die voldoen aan de daarvoor gestelde voorwaarden.
Verzorgingsstaat: Een samenleving waarbij de staat georganiseerde maatschappelijke voorzieningen heeft. Bijvoorbeeld mensen zijn hun hele leven lang verzekerd van ene behoorlijk inkomen en behoorlijke zorg.
Verzuiling: Verdeling van de Nederlands samenleving in vier zuilen op basis van politieke-social-godsdienstige opvattingen.
Vreedzame co-existentie: Het vredig naast elkaar bestaan van het communistische en het kapitalistische blok. Dit was een idee van de Sovjet-leider Chroesjtsjov.
Wapenwedloop: Soort wedstrijd wie de meeste en krachtigste (kern)wapens heeft.
Warschaupact: Militair bondgenootschap tussen de landen in het oostblok onder leiding van de SU, opgericht in 1955.
Wederzijdse afschrikking: Er zal niet snel een oorlog uitbreken tussen de grootmachten, doordat ze beide over grote hoeveelheden massavernietigingswapens beschikken. Een oorlog zou catastrofale gevolgen hebben voor beide partijen.
Onderwerpen onderbouw
Dekolonisatie
De Koude Oorlog
Het Midden Oosten
Na 1989
Een multiculturele samenleving
Internationale samenwerking
Begrippen bovenbouw
Atoomoorlog: Een oorlog waarbij de strijdende partijen kernwapens inzetten.
Blokvorming: Het ontstaan van groepen met landen met hetzelfde politieke en economische systeem.
Containmentpolitiek: Amerikaanse politiek tijdens de Koude Oorlog die erop was gericht te voorkomen dat het communisme zich zou verspreiden en waarbij Amerikaanse steun werd beloofd en verleend aan landen die door het communisme werden bedreigd. Dit wordt ook wel de Trumandoctrine genoemd.
Dekolonisatie: Proces waarbij de koloniën onafhankelijk worden van hun overheerser.
Dominotheorie: Het idee dat als één land communistisch wordt, de buurlanden zullen volgen.
Europese Economische Genootschap: Ook bekend als de EEG. De EEG was van 1958 tot 1992 een economisch samenwerkingsverband tussen enkele Europese landen met als doel het wegnemen van handelsbelemmeringen tussen de aangesloten landen. In eerste instantie bestond de EEG uit België, Duitsland, Frankrijk, Italië, Luxemburg en Nederland.
Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal: Ook bekend als de EGKS. De EGKS was de eerste supranationale organisatie voor economische samenwerking in Europa. Deze werd opgericht in 1951 door zes Europese landen en moest zorgen voor meer stabiliteit in Europa.
Europese Unie: Ook bekend als de EU. De Eu is sinds 1993 het voornaamste orgaan waarin Europese landen samenwerken en is sinds het oprichten aardig uitgebreid.
Euroscepsis: Een kritische houding ten opzichte van de Europese samenwerking, de EU en de besluitvorming in Brussel.
Globalisering: Landen over de hele wereld raken steeds meer politiek, economisch en cultureel met elkaar verbonden.
Guerrillatactiek: Militaire strijd door kleine, onverwachte aanvallen met lichte wapens in plaats van grote veldslagen.
Hegemonie: Overwicht van een staat of een machtsblok over (een deel van) de wereld.
Koude Oorlog: De permanente oorlogsdreiging tussen 1945 en 1989 tussen het communistische Oosten onder leiding van de Sovjest-Unie en het kapitalistische westen onder leiding van de Verenigde Staten. Beide blokken streden om zoveel mogelijk wereldwijde invloed.
Marshallplan: Het economische hulpplan van de Verenigde Staten om Europa na de Tweede Wereldoorlog economisch weer op gang te krijgen.
Moslimfundamentalisme: Het streven van sommige moslims om de oorspronkelijke uitgangspunten van de islam zoals ze zijn vastgelegd in de Koran en voor voor moslims andere heilige geschriften in praktijk te brengen. Zij willen terug naar de basis (het fundament) van hun geloof.
Multiculturele en pluriforme samenleving: Een samenleving die bestaat uit mensen met verschillende geloven en culturen.
Neokolonialisme: Het verschijnsel dat westerse landen nog steeds grote invloed hebben op voormalige koloniën ook al zijn deze formeel onafhankelijk.
Noord-Atlantische Verdragsorganisatie: Ook bekend als de NAVO. Dit is een militair bondgenootschap tussen westerse landen die hebben afgesproken dat als een van de lidstaten wordt aangevallen de andere militair hulp zullen bieden.
Politieke islam: Politieke beweging die streeft naar een islamitische samenleving waarbij het woord van Allah bepalend is voor de wetgeving en het beleid.
Populisme: Een politieke vorm waarbij politici zich presenteren als de ware vertegenwoordigers van 'het volk' en een strijd voeren tegen 'de elite'.
Rechtsradicalisme: Politieke stroming in de westerse wereld die streeft naar de terugdringing van de positie van de islam. Ze streven bijvoorbeeld naar sluiting van de grenzen voor nieuwe immigranten, herstel van autonomie van de nationale staat en de vermindering of beëindiging van internationale politieke samenwerking.
Secularisatie: Mensen geloven steeds minder in een God of Goden. Dit wordt ook wel ontkerkelijking genoemd.
Supranationaal: Boven de staat. Organisaties waarin ene aantal staten zich hebben verenigd en afspraken en regels kunnen opleggen aan de deelnemende staten.
Verzorgingsstaat: Een samenleving waarbij de staat georganiseerde maatschappelijke voorzieningen heeft. Bijvoorbeeld mensen zijn hun hele leven lang verzekerd van ene behoorlijk inkomen en behoorlijke zorg.
Wapenwedloop: Strijd tussen grootmachten om de overhand te krijgen door meer en geavanceerdere wapens te produceren dan de ander.
Wederopbouw: Periode van herstel van de Europese landen na de Tweede Wereldoorlog (1945-1960).
Wederzijdse afschrikking: Er zal niet snel een oorlog uitbreken tussen de grootmachten, doordat ze beide over grote hoeveelheden massavernietigingswapens beschikken. Een oorlog zou catastrofale gevolgen hebben voor beide partijen.
Kenmerkende aspecten bovenbouw
KA45: De dekolonisatie maakte een eind aan de westerse hegemonie in de wereld.
KA46: De verdeling van de wereld in twee ideologische blokken in de greep van een wapenwedloop en de daaruit voortvloeiende dreiging van een atoomoorlog.
KA47: De toenemende westerse welvaart die vanaf de jaren zestig van de 20e eeuw aanleiding gaf tot ingrijpende sociaal-culturele processen.
KA48: De eenwording van Europa.
KA49: de ontwikkeling van pluriforme en multiculturele samenlevingen.